Prinsessestraat

Een paar raven kuieren op hun dooie gemak achter me aan, als ik de hoek omsla en meteen oog in oog sta met dat vertrouwde huis in de Prinsessestraat in Arnhem. De kleuren van de stenen zijn valer en het pand lijkt wel kleiner. De magie is verdwenen. Verdwenen samen met de bewoners.
De mensen ik ken ze. Weet wat ze doen en waar ze staan. Maar ergens zouden ze wensen, dat de tijd van toen opnieuw kon bestaan.
De vrijheid, de vriendschap, een huis gevuld met plezier, jong zijn was heerlijk en wij waren het hier.
Uitgaan en feesten waren de norm, studeren deden we zelden en slechts voor de vorm.
Geld was een middel en geen heilige graal, perfectie was nog geen maatstaf voor ons allemaal.
Geen druk op onze jonge schouders, we voelden ons blij. Totdat we zouden gaan werken, waren we vrij.
Ik droom wel eens van een hereniging in dit oude huis, voor zes leuke jaren was het mijn thuis.
De tijden van toen en de zachtheid van het leven, zijn nu nog slechts in de geest te beleven.
Ik draai me om en met een vleug nostalgie, verlaat ik de Prinsessestraat en dit stukje poëzie.