Een lamp en een baas
Snelschrijfsel op de woorden ‘studiolamp, voetbalplaatje, worst, implantaat’, 9 september 2019, Wim
Een lamp en een baas
Er was eens een studiolamp. Zijn huid was dun, zijn hart sloeg heftig. De zon had hij nooit zien schijnen, maar in schijnen, daar was hij juist enorm goed in. Als hij scheen, balde hij al zijn energie bij elkaar. Niemand keek hem dan aan, ook zijn baas niet, maar of dat uit afkeer, bewondering of jaloezie was, bleef hem lange tijd koud. Hij leefde dan toch maar!
De baas van de studio verplaatste hem, zette hem aan het werk en liet hem ermee ophouden. Dat ophouden vervloekte hij steeds meer. En steeds vaker ging hij dan ook uit met een ‘floep’. Hij wilde voor zichzelf aan de slag. Want hij zag het verschil met de studiobaas: die besliste.
Meneer Panis was een rijk man. Hij schoot ’s morgens voetbalplaatjes en soms in de avond ook nog. Zijn naam kende iedereen omdat die overal op stond. Maar de studiolamp had toch ook een naam, ‘Pow’, en kreeg niet eens een vermelding. De wereld is oneerlijk, vond hij daarom en het oneerlijkst is nog wel de studiobaas. Die kon zijn naam toch ook wel zetten op alles wat de studio uitkwam. Dat zou alvast eerlijker zijn. Maar wat hij ook probeerde, hij kon zijn baas niet bereiken, die keek hem alleen aan om te weten waar hij klaarstond om te werken en stelde hem dan op. Nee, geen grein eerlijkheid zat erin.
Op een dag, het regende en hij werkte tot ’s avonds door, deed hij alle moeite om te weten wanneer meneer Panis zijn naam tenminste kon zien en dat was dikwijls. Waarom kwam hij dan niet een keer op het idee! Door zijn kwaadheid werkte hij die dag op zijn allerheftigst, brandde bijna door zijn huid heen. Panis bleef bezig maar niet met zijn naam. Pow had de hele dag de gedachte: bereik ik hem vandaag niet, dan zal het nooit zijn. Het moet toch eens één keer overkomen. En na hij wist-niet-hoeveel werkuren lette meneer Panis nog steeds op alles behalve op zijn naam. Ik wil niet en ik kan niet langer, ging door hem heen en hij siste en blikkerde. Met een smerig gezicht zei meneer Panis een keer tussen zijn tanden door: ‘Het zal me een worst zijn’, en al keek hij de lamp er niet bij aan, die vatte het zo op dat hij net zo goed een worst had kunnen zijn, die niet eens kan schijnen. Dat gaf de doorslag, de studiolamp gaf een plof, ‘powp’. Die kwam uit zijn hart. Zijn huid was donker geworden.
Meneer Panis, die alleen in de studio overbleef, was al naar een kast gelopen, pakte een doos uit, deed een doek over de oude lamp tegen zijn oude hitte, trok hem uit de fitting en deed de nieuwe erin. Hij dacht erbij aan de tandarts die hem handig van een implantaat had voorzien om weer goed te kunnen bijten. ‘Voor al het oude iets nieuws’, bromde de baas, ‘en voor een dode een levende.’ Binnen seconden stond hij alweer tevreden in het volle licht. Hij dacht aan zijn naam en aan het volgende voetbalplaatje.
Uw commentaar verschijnt niet automatisch, maar wordt beoordeeld door de redactie…