De Zon

Voor het eerst in mijn leven werd het schemerig om me heen. Toen ik naar de hemel keek zag ik de zon dalen aan de horizon. In mijn beleving had de zon altijd geschenen, ik vroeg me zelfs af of zij ooit over haar hoogste punt heen was gekomen. Als een stralende bondgenoot had ze zich zeventien jaar lang aan mijn zijde geschaard. Maar nu, nu de zekerheid in mijn bestaan op losse schroeven kwam te staan, verliet ze mij alsof we nooit vrienden waren geweest.
Ik werd achttien en vanaf die dag kwam de zon weer terug.
Ze begroette me alsof we altijd vrienden waren gebleven en ik vergaf haar haar afwezigheid. We werden weer onafscheidelijk. Maar ik veranderde en op een onbewaakt moment raakten we gebrouilleerd. Ik verweet haar haar eerdere afwezigheid en zij beschuldigde mij van onbezonnenheid. Ik ging verder met mijn leven zonder
de zon.
Vanmorgen keek ik uit het raam en zag de zon van toen. Met de herinnering aan het verleden en een belofte voor de toekomst. Ze lachte me toe als die vriendin van toen ik achttien was en buiten liet ik me verleiden tot een dans. We hernieuwden onze vriendschap zonder schroom.
Vanavond zal ik anders inslapen dan gisteren omdat ik weet dat ze er morgen zal zijn. Reikhalzend kijk ik naar de ochtend uit. In mijn hoofd speelt een lied van vroeger. Ik ga het weer zingen en zij zal weer naast me lopen op mijn pad.