De spin en de narcis

De spin en de narcis.

Er was eens een spin.  En er was eens een narcis.
“Hoi spin” zei de narcis, “hoe gaat het met jou?”
“Wel goed, maar ik raak wel in de war van mijn web. Ik kan de insecten die er in vliegen niet weervinden. Daar kan ik spinnijdig om worden.”

“Hoe gaat het eigenlijk met jou” vroeg de spin aan de narcis.
“Ja, ik houd nog veel van mijzelf, maar ook ik heb een probleem.”
“Vertel eens” zei de spin.
“Nou, er komen nogal veel insecten bij mij op bezoek. Daardoor treedt er bevruchting op waar ik blij om ben. Waar ik niet zo blij mee ben, is dat ze mijn nectar stelen.”

“Tja, dan hebben we allebei een probleem. Maar weet je wat narcis, ik bouw een web over jouw kelk heen. Dan vang ik de vliegen voor je weg.”
“O, maar dat is een goed idee. En dan kan ik jou vertellen” zei de narcis tegen de spin, “waar de vliegen in je web zitten.”
“Ja, dat is een goed idee.”
“En als je bij mij komt wonen” zei de narcis tegen de spin, “dan heb je een veilig huis en je kunt tevens voor de bevruchting zorgen. Dan komen er als het ware nakomelingen van ons!”

En de spin en de narcis bleven veel van elkaar houden.

Maanman