Aswoensdag

15 apr, 2019 | Overig, Theo Kleeven, Waargebeurd

6 Maart. Het is vandaag Aswoensdag. De Carnaval is weer voorbij. Na drie dagen uitgelaten vrolijkheid en feestvieren  worden wij eraan herinnerd, dat ons aardse bestaan slechts tijdelijk is. We ontvangen een askruisje. Dit geldt echter alleen nog voor de kerkgangers onder ons. Als katholieken kunnen we in zekere zin wel zeggen:   “Vroeger ontvingen we het askruisje.”
Bij de toediening sprak de priester de symbolische woorden:
“Mens, denk dat ge van stof zijt en dat ge tot stof zult wederkeren.”

Tussen Aswoensdag en Paaszondag ligt de veertigdaagse vastentijd. Aan Paaszondag gaan Passiezondag, Palmzondag, Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag vooraf. Deze dagen staan in het teken van het lijden en de dood van Jezus en de verrijzenis.

Terugkomend op het Carnaval (eigenlijk een woord uit het Frans): Het zijn  drie dagen, waarop de mens geniet van de blijheid van het leven. Hij weet, dat hij maar een leven heeft en juist deze drie dagen zijn ervoor gemaakt om daaraan uitdrukking te geven en zich ook volledig uit te leven. Na deze drie dagen begint de vasten, een periode van somberheid, soberheid en “het zich van veel geneugten te moeten onthouden.”

De mens geeft uiting aan zijn vrolijkheid tijdens de drie carnavalsdagen in de vorm van een gedaanteverwisseling. Hij verkleedt zich, zet maskers op en kruipt in de huid van een ander mens. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn een cowboy, indiaan, chinees, eskimo, bedoeïen, een tovenaar, een koningin, een heks of een fee enz. Ook politici of geleerden moeten er vaak aan geloven.

De bedoeling van deze verkleedpartijen en metamorfoses is vaak: Uitdrukking geven aan de overtuiging, dat het carnavalsfeest wereldwijd is, voor iedereen geldt, ongeacht van welk ras, welke stand of welke politieke overtuiging hij ook is.
Ook kunnen bepaalde politieke, economische of sociale wantoestanden aan de kaak worden gesteld. Dit is vaak goed leesbaar in de meegevoerde spandoeken, slingers en leuzen.
In de carnavalsoptocht, die in veel grotere dorpen en steden op carnavalszondag wordt gehouden, komen de bovengenoemde facetten goed tot uitdrukking.

In mijn eigen leven tot nu toe ben ik nooit zo’n grote carnavalsvierder geweest. Actief was ik in mijn jeugdjaren. Ik was toen wel eens verkleed als cowboy of chinees. In mijn latere leven werd ik veelmeer een passief genieter. Ik genoot van de carnavalsoptocht en goed eten en drinken.

Na mijn afstuderen als historicus aan de katholieke Universiteit Nijmegen heb ik echter diverse vormen van vrijwilligerswerk gedaan. Een van deze activiteiten was een hele leuke: Werken als figurant (figureren) op het “  Bijbels Openluchtmuseum” (later v.a 2007 genaamd “Museumpark Orientalis “) in de Heilige Landstichting bij Nijmegen in de periode 2001 – 2008. Dit hield in: “Verkleed gaan als beoeïen of romein en daarbij allerlei activiteiten verrichten en demonstreren. Voorbeelden hiervan waren:

  • “Het laten schrijven van hiëroglyfen door schoolkinderen in het romeinse huis.”
  • “Les geven op een romeinse school.”
  • “Thee zetten als bedoeïen.”
  • “Het maken van fibula’s.”
  • “Het demonstreren van de waterpijp (sisha) in de oosterse herberg (karavanserai).

Dit figureren, hetgeen in groepsverband gebeurde, heeft heel veel voor mij betekend. Het was voor mij telkens weer een feestelijk gebeuren. Ik ging verkleed en kroop als het ware in de huid van een romein of een bedoeïen, levend in de beginjaren van het Jodendom, het christendom of de Islam. Telkens als ik weer een activiteit moest doen of demonstreren leek het voor mij wel op het vieren van carnaval.

 

Theo Kleeven

Uw commentaar verschijnt niet automatisch, maar wordt beoordeeld door de redactie…