Afscheid.
Op een met bomen omzoomd grasveld stond een elegant herenhuis dat in zijn geheel was gehuurd door de heer Stokjes. De heer Stokjes was ook eigenaar van het operahuis en een van zijn sopranen nam afscheid. Aangezien meneer niet zo op de kleintjes lette, had hij er geen problemen mee het huis te huren. Zijn vrouw, mevrouw Stokjes des te meer. Sinds haar man verslingerd was geraakt aan de opera en de sopranen, die zo idioot om hem heen hingen, was mevrouw maar begonnen aan een eigen hobby: de appelflauwte. Het is misschien een wat merkwaardige hobby, maar ze kreeg aandacht en dat was het belangrijkste. Het gezicht van mevrouw Stokjes kleurde bij, verjongde welhaast als ze weer eens gered was door een bariton. Ze dankte de heer vriendelijk, ontdeed ordentelijk haar japon van stofjes en vervolgde haar weg. Mevrouw was ook vast van plan niet mee te werken aan het afscheid. Haar man had niet eens de moeite genomen het aan haar voor te stellen om het herenhuis te huren of haar te introduceren bij de sopraan waar hij met liefde over sprak. Ze voelde zich diep gekrenkt en ze vergaf en vergat niet snel.
Met een nors gezicht begaf mevrouw Stokjes zich onder de gasten. Alle in geanimeerde gesprekken, waar ze niks van mee kreeg. Ze was vooral opzoek naar haar man om hem de waarheid te zeggen. In de vergaderruimte die door kolossale kroonluchters belicht werd, spotte ze haar man in gesprek met een striptekenaar. De striptekenaar had ze eerder gezien en ze bewonderde zijn werk. Vooral zijn werk dat de etikette en de maatschappelijke ordening ter sprake bracht vond ze vermakelijk. De mensen die hij tekende waren met compassie uitgevoerd, je kon makkelijk met ze meeleven, hun karakters bestonden uit tegengestelde delen. Het waren mensen die naar heelheid streefden, die hun zorgen wilden inkapselen; en, zoals bij een bouillontablet, de zorgen wilden laten bruisen en borrelen naar de vergetelheid, waarbij er een drinkbaar smaakje overblijft.
“Hoe moet ik toch verder”, begon meneer Stokjes verslagen tegen de striptekenaar, die aandachtig luisterde- niet dat het hem geheel interesseerde in sociaal opzicht, maar wel in artistiek opzicht – zodat het hem een stripverhaal kon opleveren – “ook het operahuis begint me te vervelen. Ik ben rusteloos Wilbert, niets kan me lange tijd bekoren en dan ben ik nog ziek ook. De dokter zei dat ik niet langer dan een jaar of drie heb”.
In een aangrenzende kamer was de sopraan bezig haar afscheidsaria te zingen: ‘Erbarme dich’. Het volle, hoge geluid vulde het huis, liftte hem op. De stem van de vrouw doordesemde de lichamen, verrijkte de geest. Na haar aria keek iedereen elkaar anders aan; met mededogen.
De woorden van haar man raakten mevrouw Stokjes diep. Wat weet ze nog meer niet van haar man, zelfs zijn dood verzwijgt hij voor haar. Ah daar komt Willem de bariton aangelopen.
Meneer Stokjes zag zijn vrouw naar hem toe lopen en wist dat er iets onherstelbaars was voorgevallen.
Uw commentaar verschijnt niet automatisch, maar wordt beoordeeld door de redactie…